Techniek

Van oudsher wordt er op de “Nieuwe Molen” graan tot meel vermalen tussen stenen die door de wind worden aangedreven. Oprukkende bebouwing in Veenendaal was er de oorzaak van dat de windvang verslechterde voor de oude standerdmolen. Deze werd dan ook in 1911 afgebroken om plaats te maken voor een hogere molen. De huidige “Nieuwe Molen” is een ronde stenen koren stellingmolen.

Aangezien het wiekenkruis 7 meter hoger is aangebracht moest er een stelling rond de stenen romp gemaakt worden, deze bevindt zich dus ook 7 meter boven de begane grond. Zo’n stelling is nodig om de molen op de wind te kruien, de zeilen aan de wieken te bevestigen, de molen te laten draaien en weer stil te zetten. De stelling is vanuit de molen te betreden via twee toegangsdeuren, één op de NW windrichting en de ander op ZO. Dat is zo gedaan omdat de meeste winden uit ZW waaien.

De “Nieuwe Molen” is breder dan de meeste andere molens van dit type. De reden daarvan is dat bij de bouw gebruik gemaakt is van de kap van een Noord-Hollandse binnenkruier(bouwjaar 1828). Ook in de molen vinden we nog kenmerken die daar op duiden. Een aantal zolderbalken hebben in een vorig leven een andere funktie gehad en de “luitafel” was een deel van een oud kamwiel. In vroegere tijden werden vaak onderdelen hergebruikt uit zuinigheidsoverwegingen.

De wieken zijn aan twee ijzeren roeden bevestigd, die door de kop van de bovenas zijn gestoken (2). Om deze gietijzeren as is binnen in de kap een groot wiel met kammen (bovenwiel) (1) bevestigd. Dit wiel drijft een kleiner wiel (rondsel of schijfloop) (4) aan die om de koningspil is aangebracht. Met de koningspil (5) wordt de draaibeweging van het wiekenkruis vertikaal naar beneden overgebracht op het spoorwiel (19).
Rondom het bovenwiel (1) zijn houten blokken opgehangen die het wiekenkruis afremmen (vangen) als de vang bediend wordt op de stelling (zie afbeelding). Een zware balk (16) zorgt voor het benodigde gewicht om de blokken aan te spannen.

Onder de kapzolder ligt de luizolder (18). Hier zit het opwindwerk waarmee de molenaar de zakken graan met windkracht naar boven kan hijsen (luien). Mocht de wind een keer verstek laten gaan, dan kan de molenaar zich redden door met de hand te luien. Hij trekt dan aan het doorlopende dikke touw wat om het gaffelwiel ligt (rechts op de foto). Hierdoor wordt een bepaalde overbrenging veroorzaakt, waardoor het hijswerk met de hand verlicht wordt.

De windaandrijving werkt als volgt: op de koningsspil zit een luitafel (platte houten horizontale schijf, links op de foto) geklemd die altijd met de molen meedraait. Wanneer de molenaar wil luien, trekt hij aan het bedieningstouw, waardoor het vertikale wiel met rubberen loopvlak op de luitafel wordt gedrukt en de as, waarop het luitouw zit gewonden, verder doet opwinden en de last omhoog gaat.  Onderaan de koningsspil bevindt zich een ander groot kamwiel, het spoorwiel genaamd (19). Dit zeer grote spoorwiel drijft de lopersteen aan van het maalkoppel via het steenrondsel (7) en de steenspil. Om beide maalstenen (loper en ligger) is een houten steenkuip aangebracht (8).

In “De Nieuwe Molen” liggen nu nog twee maalkoppels, een koppel kunststenen voor het malen van veevoer (boerengemaal) en een koppel blauwe (lava-gesteente) stenen voor het bakkersgemaal. Sinds de restauratie van 1987/1988 is het oorspronkelijke derde maalkoppel uit de molen verwijderd.
Door gebruik van de stenen slijten de “dammetjes” op het maalvlak gelijdelijk weg. Na veel gebruik dienen de kerven weer met een speciale hamer uitgehakt te worden. Dit scherpen van de stenen noemt men “billen” (zie rechter foto). De hamer is een z.g.n. bilhamer.

De maalstenen liggen op de steenzolder, dit is de derde zolder in de molen. Het te malen graan wordt met een schuddebak met beetjes tegelijk in het gat midden in de loper (het kropgat) geschud. De hoeveelheid te malen graan die in de stenen loopt wordt hierdoor automatisch aangepast aan de draaisnelheid van de loper..
Het verse meel valt door de draaiende loper op de meelring in de maalkuip. Met behulp van een vegertje aan de loper komt het meel via de meelpijp in de maalbak een zolder lager.

Hier wordt het meel opgevangen en in zakken gedaan. Dit is ook de plaats waar de molenaar het maalproces in de gaten houdt en zonodig bijstuurt. Deze zolder heet de maalzolder.

Aangezien de windsterkte voortdurend varieert moet hij met het lichtwerk de lopersteen “bijhouden” of “uitlichten”. Om hem dit omslachtige werk uit handen te nemen is later een “regulateur” aangebracht. Alleen het voerkoppel in De Nieuwe Molen heeft een regulateur (zie foto hiernaast).

De eerste zolder in de molen is de graanzolder, hier werd vroeger het te malen product opgeslagen. Tegenwoordig is hier een zeefinrichting (de buil) voor de vervaardiging van bloem een graanpletter en een elektrisch maalkoppel geinstalleerd. Ook vinden we hier de toevoer naar de mengketel. De mengketel dient om graan-mixen te maken voor het malen, tevens kunnen er speciale meel-mixen samengesteld worden.

Op de begane grond bevinden zich, naast de molenwinkel vier (twee aan twee tegenover elkaar geplaatst) toegangsdeuren waardoor vroeger karren en wagens de molen in en uit konden rijden om te laden of te lossen. Tegenwoordig is dat niet meer mogelijk omdat de elevator het doorrijden belemmert.

Technische gegevens

Overbrengingen van het gaande werk

  kammen/staven: overbrenging:
bovenwiel 61  
bovenrondsel 26 2,35
spoorwiel 104  
steenrondsel 31 7,87

Binnen- en buitenroede: 26,08 meter gelast staal fabr. Straathof Rijpwetering nrs. 185 en 186 uit 2003
Bovenas: gietijzer 6,10 meter fabr. Geraedts, Baarlo nr. 1 uit 2003
Kruiwerk: z.g. Engels kruiwerk met 42 gietijzeren rollen met flenzen op stalen boven- en onderrails
Vang: Vlaamse blokvang uit vijf scharnierende wilgenhouten blokken, vangstok, haak, kneppel en pal
Krui-inrichting: kruilier aan de staart